Ze waren met vijf, namelijk Edward Mertens, Jef De Breucker, Georges Aenspeck, Jan Mertens en Jef Engels, die op 16 augustus 1896 in de herberg bij "Mie-Jef Rabeyns" (de huidige hoek van de Kruisboogschuttersstraat en de Toekomststraat) besloten een
muziekvereniging op te richten. Aanvankelijk was het een trompettersclub.
De samenstelling hierna illustreert hoe het er bij de start uitzag. Sommige personen worden met hun bijnaam geciteerd omdat ze onder die vorm beter gekend waren: Jef Parre
(Ceulemans) op grote trom, Pie Boulangeer op kleine trom, Charel Parre (Ceulemans) op bastrompet, Georges Aenspeck en Jef Coenen eveneens op bastrompet en Jef Dorre (Heyndels) op solotrompet.
Ze bleven niet bij de pakken zitten en in 1898
werd de trompettersclub definitief tot fanfare omgevormd.
De samenstelling zag er als volgt uit: A. Van Assche op grote trom, Pie Boulanger op kleine trom, Jef De Breucker op trombone, De Ceuster (Kassei) op bugel, Jef Coenen op bariton, Georges Aenspeck
op tuba, Jan Haesendonck op klarinet en Guillaume De Koninck op piston.
De eerste uitstap gebeurde met 7 muzikanten en de eerste stapmars, een geschenk van Jean Van Assche, was getiteld "Malgré tout". Ondanks alle moeilijkheden bleven ze
ijverig en volhardend verder werken aan de uitbouw van hun muziekvereniging. Het ging echter moeizaam omdat de opleiding van nieuwe elementen niet al te vlot verliep door het gebrek aan ervaring en gebrek aan didactisch materiaal. Maar de wil, het enthousiasme
en de doorzetting waren zo sterk aanwezig dat de toekomst van de vereniging verzekerd was.
Met de komst van Henri Fayat, vader van oud-minister Rik Fayat, die in 1910 de leiding van het muziekkorps nam, kreeg de fanfare meer vorm en is tot ware ontplooiing
gekomen. Een eigen muziekklas werd onder zijn leiding opgericht en met hulp van gevormde muzikanten werd de basis gelegd van een ongelooflijke aangroei.
Op enkele jaren tijd, tijdens de periode 1920 - +/-1930, groeide het korps uit tot 76 muzikanten,
waaronder 24 bugels.
Tijdens WOII werden op bevel van de bezetter alle activiteiten gestopt.
Na de bevrijding in september 1944 werden de activiteiten hervat onder impuls van Edward Mertens, voorzitter sinds de oprichting van de vereniging. Hij
werd bijgestaan door zijn schoonzoon Jean Kuyl, secretaris tot 1951 wanneer deze functie aan Jozef Smits werd toevertrouwd.